De vroege
aardappelen beginnen in december één of twee dikke topscheuten of uitlopers te
vormen die redelijk wat energie vragen en de knol langzaam doen verschrompelen.
Dit maakt ze moeilijker te bereiden en tegelijk vermindert hun vitaminegehalte.
Als een aardappel enkel een topscheut aanmaakt zal hij na het planten weinig
knollen aanmaken die weliswaar wat groter zijn dan gemiddeld. Na nieuwjaar
maken de vroege aardappelen in een tweede kiemfase alsmaar meer scheuten aan
verspreid over het knoloppervlak. Hierdoor worden ze echt onbruikbaar. Door de
uitzonderlijk warme novembermaand kregen ze dit jaar 2014 zelfs al vroeger
scheuten dan normaal. Die aardappelen weggooien is echte voedselverspilling.
Toch kan je dit verlies vermijden. Als je nog veel vroege aardappelen overhebt
in december verwerk je ze best tot frieten die je kan invriezen. Wij gaan ze
dan eenmaal voorbakken gedurende 4 minuten op 150° C en laten ze langzaam
afkoelen. Dan pas gaan we ze in maaltijdporties verdelen in zakjes en in de
vriezer stoppen.
Late
aardappelen – de zogenaamde bewaaraardappelen – maken hetzelfde proces van
scheutvorming mee maar dan later in het seizoen. Ze beginnen dat normaal te
doen vanaf januari en zeker op het moment dat de temperatuur boven de 10°C
komt. Controleer daarom vanaf december regelmatig ook de bewaaraardappelen op
scheutvorming en kraak de eventuele topscheuten af. Zo kunnen de aardappelen
nog tot begin maart bewaard blijven, als ze onder de juiste omstandigheden
worden opgeborgen. Dat betekent op een koele, goed verluchte plaats met een
temperatuur tussen de 4° en 8° C.
Het
verwijderen van de kiemen is echt ecologisch want door het afkraken van de
scheuten moet je geen giftige kiemremmers gebruiken om de ‘aardappelen te
poederen’. Die kiemremmers zijn immers kankerverwekkend.