Ga nog deze
winter op zoek naar wilgenknotters en vraag hen een rechte duimdikke tak van 50
cm. Plant de tak in je tuin op 30 cm diepte. Uit het stompje dat 20 cm boven de
grond zit komen in het voorjaar nieuwe twijgen. De volgende winter laat je de
struik met rust. Uit de eerstejaarstwijgen groeien namelijk weer nieuwe twijgen
die deze keer bloempjes zullen dragen, de zogenaamde ‘wilgenkatjes’. De tweede
winter na de aanplant snoei je voor de eerste keer de wilgenstruik. Als je elk
jaar katjes wil, dan snoei enkel de helft van het aantal takken tot zo’n 20 cm
boven de grond. Die snoeibeurt herhaal je elk jaar. Als je alle takken tegelijk
snoeit, herhaal je de snoei pas om de twee jaar want anders krijg je geen
wilgenkatjes. Katjes komen enkel op twijgjes die uit twijgen van een jaar oud
groeien.
Een
wilgenstruik neem veel minder plaats in dan een knotwilg(boom) en is dus ook
geschikt voor kleinere tuinen. Snoeien is nodig om de struik klein te houden.
De
ecologische waarde van een wilgenstruik is groot. Een struik is sowieso goed
voor vogels. Een wilgenstruik krijgt bovendien katjes die in het voorjaar
voedsel leveren voor de vroeg vliegende insecten als er nog niet veel ander
voedsel aanwezig is. De insecten die de wilgenkatjes in maart en april
waarderen zijn solitaire bijen, zeldzame zweefvliegen, bloemvliegen en vroege
vlinders zoals dagpauwoog, gehakkelde aurelia, atalanta en kleine vos. De
groene vrouwelijke katjes leveren enkel nectar; de gele mannelijke katjes
leveren nectar en stuifmeel.
Al die
insecten trekken natuurlijk ook weer vogels aan die op zoek zijn naar voedsel.
Zo maken deze vogels kennis met je tuin en zullen ze ook in de zomer je tuin
bezoeken en zullen ze op zoek naar eten je moestuin vrijwaren van te grote
insectenaantallen.