Heb je pas
bouwgrond gekocht dan zoek je best in de herfst uit wat de bodemvruchtbaarheid
is van je tuingrond. Ook wie al langer een tuin heeft en wil nagaan welke
planten nu écht passen in de eigen streek voert best een bodemtest uit.
Bodemvruchtbaarheid
is de mogelijkheid om voedingsstoffen af te geven aan de planten. Die
vruchtbaarheid wordt bepaald door chemische, fysische en biologische elementen.
De
biologische elementen zullen we bespreken in een van de volgende berichten. De
chemische samenstelling hangt af van de soort stoffen die zich in je tuingrond bevinden.
Die stoffen zijn afkomstig van gesteente dat in de loop van duizenden jaren is
uiteengevallen in minuscule stukjes of korreltjes. Men noemt ze mineralen. De
verschillende mineralen zorgen dat je grond eerder zuur of eerder basisch is.
Deze chemische samenstelling kan je zelf nagaan met een eenvoudige pH-test. Dit
hebben we vroeger al eens beschreven: klik hier om dit nog eens na te lezen.
De fysische
samenstelling zegt iets over de grootte van de korreltjes in je tuingrond. De
kleinste deeltjes worden klei genoemd, de grootste noemt men zand en de
deeltjes met een gemiddelde grootte noemt men leem. Hieronder beschrijven we
een bodemtest waarmee je eenvoudig kan onderzoeken op welke bodem jij tuiniert.
Maak op een
vijftal plaatsen in je tuin een putje van 15 cm diep. Steek met een
plantenschopje telkens wat grond af langs de wand en doe het in een emmer. Haal
er de plantenresten en steentjes uit en meng dan de grond goed door elkaar.
Neem een grote bokaal met deksel en doe daar ongeveer een kwart liter van de verzamelde
tuingrond in. Doe er water bij tot de bokaal bijna vol is. Voeg ook enkele
druppeltjes ecologisch afwasproduct bij. Doe het deksel erop en schud de bokaal
stevig tot je alleen nog een bruine vloeistof ziet.
Zet de
bokaal op een plaats waar hij 24u kan staan zonder verplaatst te moeten worden.
Gedurende die 24u zullen de gronddeeltjes neerslaan op de bodem. Na een halfuur
zullen de zwaarste deeltjes – het zand – al op de bodem liggen. Ongeveer een
uur later zal het iets lichtere leem bovenop het zand neerslaan. De volgende
dag (24u later) is ook de laag gevormd die de lichte deeltjes bevat, de
kleilaag. Boven de kleilaag krijg je bijna helder water. Je test is klaar. Nu ga je rekenen.
Markeer met
een stift de bovenkant van de drie grondlagen. Meet de hoogte per laag, deel
dit door de totale hoogte van de drie lagen samen en vermenigvuldig dan met
honderd. Zo bekom je het percentage zand, leem en klei in je tuingrond. Als die
samenstelling overeenkomt met de algemene bodemsamenstelling van je streek, dan
is je tuingrond nog de oorspronkelijke grond. Is dat niet zo, dan heb je te
maken met grond die recent of lang geleden is aangevoerd uit andere streken.
Zoals je
ziet op onze foto hebben wij grond met veel zand (73 %) en ook voldoende leem
(23 %) maar praktisch geen klei (4 %). Die samenstelling noemt men lemig zand.
We zijn benieuwd hoe jullie tuingrond is samengesteld. Je kan dit doen door jullie percentages te zoeken in een zogenaamde textuurdriehoek.
Ik mis hier de humus, best belangrijk.
BeantwoordenVerwijderenHet gaat hier over de basistest. Humus is belangrijk maar bepaal je niet via deze test.
Verwijderen